Al 50 keer organiseert het bestuur van de Werkgroep Natuurkunde Didaktiek (WND) de WND-conferentie. Begonnen in 1966 als Woudschotenconferentie in conferentiecentrum Woudschoten met zo’n 150 deelnemers. En vanaf 1978 in conferentiecentrum De Leeuwenhorst met bijna 600 deelnemers.
Van een conferentie waar moties werden aangenomen om het ministerie tot verandering te bewegen tot een erkende nascholing voor docenten natuurkunde. Nascholing zowel didactisch als vakinhoudelijk.
Maar hoe komt zo’n conferentie eigenlijk tot stand? Waardoor laten de bestuursleden zich leiden? Hoe komt het lijstje sprekers tot stand? En hoe worden werkgroepen gevormd? Hebben de deelnemers invloed op het programma?
Een blik op de examens natuurkunde van de afgelopen jaren leert dat het examen voor een steeds groter deel bestaat uit redeneer- of argumenteervragen. De ene keer begint de vraag met Beargumenteer, dan met Beredeneer, of Verklaar, Licht toe of zoals onderstaande opgave met Leg uit:
Radium-226 en zijn vervalproducten zenden α-, β- en γ-straling uit. De horloges, voorzien van wijzers met lichtgevende radiumverf, werden door hun bezitters soms jarenlang gedragen. Leg voor elke soort straling uit of die van invloed is op de gezondheid van de bezitter van zo’n horloge.
De betekenis van al deze werkwoorden overlappen deels, verschillen binnen verschillende vakken qua betekenis en er worden door verschillende docenten ook nog verschillende betekenissen aan toegekend. Verwarring alom!
Hoe kunnen we leerlingen houvast geven om de (logische) redenering op te zetten die gevraagd wordt? Dus, handvatten die leiden tot het beoogde antwoord?
In de werkgroep gaan we aan de slag met examenopgaven natuurkunde, en introduceren we een schema aan de hand waarvan leerlingen hun denkproces kunnen structureren en in kaart brengen. Zo wordt het de leerling snel duidelijk welke elementen in zijn redenering moeten zitten en welke nog ontbreken.
Vaak behandel ik de theorie over licht in de onderbouw in de vorm van een project à la Minnaert. Bij het project leun ik zwaar op Minnaerts De natuurkunde van ‘t vrije veld en ook op de website van Kees Floor, www.KeesFloor.nl. In het project komen verschijnselen als de regenboog, poollicht, de groene flits, halo's, bijzonnen enzovoort aan de orde in tal van werkvormen. Er zijn proeven, fraaie demonstraties en gestructureerde practica, er zijn computeranimaties en er zijn natuurlijk ook gewone natuurkundelessen waarin wordt uitgelegd en waarin sommetjes worden gemaakt. Behalve gewone natuurkunde over Minnaert-achtige lichtverschijnselen komen er ook gedichten en schilderijen over de verschijnselen aan de orde.
In de werkgroep leert u meer over meteorologie in de grenslaagatmosfeer, waarna u zelf aan de slag gaat met de nieuwe wolkenfysica-simulatie. In deze simulatie kruipt de leerling in de huid van een meteorologisch onderzoeker, zoals op de universiteit of het KNMI. In deze simulatie gebruikt hij/zij natuurkundekennis om de basisprincipes van het weer te leren. De leerling ontdekt de in- en uitgaande bronnen van energie en luchtvochtigheid en hoe de verhouding tussen die stromen het weerbeeld bepalen. De nadruk ligt daarbij op temperatuur, luchtvochtigheid en wolkenvorming in de grenslaag.
In de werkgroep laten we schitterende demonstraties zien, waarvan uw leerlingen, terwijl ze smullen van het gebodene, heel veel leren.
Showdefysica:
voorzien van een website met links, verdiepings- en verbredingsmogelijkheden
Een Arduino is een microcontroller die goed is in het uitlezen en aansturen van elektronica. Het werken met de Arduino is multidisciplinair: je moet iets weten over elektronica en hoe sensoren werken en iets over software en hoe je elektronica kunt aansturen. De Arduino is in te zetten bij diverse onderwerpen binnen de natuurkundeles, zoals elektriciteit, technisch ontwerpen, technische automatisering, mechanica en profielwerkstukken. Omdat het materiaal goedkoop en open source is, kun je ook goed practicummateriaal/instrumenten maken, zoals digitale tijdmeters met fotodiodes (voor nog geen € 30,-).
In de werkgroep ga je zelf aan de slag met de Arduino. Zo is een van de eerste opdrachten het maken van een automatische schemerlamp die feller gaat branden wanneer het donkerder wordt. De werkgroep is gericht op de praktische toepasbaarheid in de les, waarbij we uiteraard stilstaan bij de verschillende mogelijkheden van het gebruik van de Arduino in de klas.
Het zonnestelsel is onze omgeving in het heelal, onze ‘buurt’. Wij willen daar meer over weten: welke soorten objecten zijn er in het zonnestelsel; hoe groot zijn ze; waaruit bestaan ze; hoe zijn ze ontstaan; hoe ver staan ze van de zon? Als je meer weet over de zon, de planeten en al die kleinere objecten begrijp je onze buurt beter. En begrijp je ook hoe uniek dat ene kleine stofje in het heelal is: de aarde.
Als je praat over het zonnestelsel en de ruimte daarbuiten heb je het over onvoorstelbare afmetingen en duizelingwekkende afstanden. Geen mens kan zich afstanden van miljoenen en miljarden kilometers echt voorstellen. Dat kan eigenlijk alleen met een schaalmodel – een Planetenpad.
In de werkgroep wordt ingegaan op ons huidige beeld van het zonnestelsel (en de typen objecten) en op het principe en de mogelijkheden van zo’n Planetenpad. Een en ander op basis van een 3D-schaalmodel én de nieuwste uitgave van ons Zonnestelselmodel in kaartjes, beide op schaal 1:100 miljard.
Has computing changed the way we do physics? Has computing changed the way we teach physics? Does it help, or is it just a distraction?
Dr. John Nunn has experience in scientific research (25 years at the National Physical Laboratory, UK) as well as in teaching. He has delivered workshops for physics teachers for the Institute of Physics and for Cambridge International Examinations in UK, India, Sri Lanka, Ghana, Uganda, Ethiopia, South Africa and Mongolia.
The workshop will introduce the Virtual Physical Laboratory, a resource which was launched in the United Kingdom in 2006, and now has over 4500 registered users.
The large collection of over 300 interactive simulations was designed specifically to help teach physics concepts. Some are purely virtual, and others make use of simple data-logging using the audio input of a computer or a modified computer mouse.
In de werkgroep gaan we aan de slag met het ondersteunen van onderzoekend leren door technologie. Het is belangrijk dat leerlingen leren over onderzoek door zelf de onderzoekscyclus te doorlopen. Tegenwoordig bestaat er een zee aan mogelijkheden om dit met technologische middelen te ondersteunen. Minstens zo belangrijk als het zelf ervaren is het om klassikaal onderwijs af te wisselen met individuele leermomenten of leren in kleine groepjes. Zie daarvan als leerkracht dan nog maar eens een consistent samenhangend geheel te smeden!
Daarover gaat de werkgroep. Na een korte introductie ga je in groepjes aan de slag door met een ontwerpbord een verhaallijn op te stellen, waarbij alle bovengenoemde aspecten aan bod komen.
Met de nieuwe examenprogramma’s hebben we bij de keuzegroepen veel vrijheid gekregen. De inhoud is namelijk alleen globaal omschreven, daarbinnen is van alles mogelijk. Maar wat moet je nou met die vrijheid? Natuurlijk mag je gewoon de lesmethode volgen, maar je kunt ook heel andere dingen doen. En met name voor havo-leerlingen is het erg leuk om eens een praktische invulling te kiezen. Bij de keuzegroep Optica is het bijvoorbeeld mogelijk om, naast het behandelen van een stukje theorie, een optisch apparaat te bouwen. Bij het ontwerpen en bouwen van dat apparaat komt die theorie goed van pas. De leerlingen maken niet alleen een mooie kijker, ze snappen ook hoe zo’n apparaat werkt.
In de werkgroep wordt eerst kort ingegaan op de mogelijkheden die je als docent hebt bij de keuzegroepen (aan de hand van katernen bij de methode Newton). Vervolgens bouw je zelf een optisch apparaat (telescoop, Hollandse kijker of microscoop) op dezelfde manier als de leerlingen. Tot slot kijken we naar mogelijkheden om het materiaal betaalbaar aan te schaffen, zodat de leerlingen hun eigengebouwde kijker mee naar huis kunnen nemen.
Ruud: In Stevin zijn aan het eind van ieder hoofdstuk bij Extra en Doen veel ideeën te vinden om leerlingen thuis een demonstratie te laten voorbereiden. De beloning is een extra punt bovenop het proefwerkcijfer (bijvoorbeeld een 5 wordt een 6) als ze hun proef aan de klas kunnen laten zien. Vooral havo-leerlingen blijken dan vaak over verborgen kwaliteiten te beschikken.
Vijftig jaar geleden gleed er nog een puntmassa van een helling. Nu videometen de leerlingen aan een zelfgemaakte wrijvingsarme puck die van een schuine tafel glijdt. Natuurlijk laten we deze en andere opdrachten voor een extra punt zien. Soms loopt zo’n opdracht uit de hand en eindigt het in een compleet profielwerkstuk/technisch ontwerp zoals is te zien bij Daphne uit 5 havo. Ook daarvan nemen we een paar voorbeelden mee.
Hubert: Het is natuurlijk pure hybris om, met mijn voorgeschiedenis, een deel van een werkgroep te willen vullen met relativiteitstheorie. In 1960 haalde ik het tentamen over dat onderwerp door zonder begrip wat getallen in formules in te vullen. Daarna heb ik me er altijd over verbaasd dat je met lengtekrimp en tijdrek toch tot een constante lichtsnelheid kan komen. Pas tijdens het maken van ons katern, begon ik te begrijpen wat er aan de hand is.
Spelletjes, op de computer of in traditionele zin, zijn ontworpen om de aandacht van spelers te grijpen en vast te houden. Spelontwerpers combineren spelelementen met elkaar en stemmen ze op elkaar af om de betrokkenheid en motivatie te maximaliseren en de speler gaandeweg een set vaardigheden aan te leren. De gebruikte technieken zijn zeker niet nieuw voor het onderwijs, maar het lijkt erop dat spelontwerpers de docenten voorbij gestreefd zijn als het gaat om het motiveren van leerlingen en het stroomlijnen van leerprocessen.
Bij ‘gamification’ draait het erom lering te trekken uit game design en spelontwerp-technieken toe te passen bij het ontwerpen van leermateriaal. Het doel is om zo de betrokkenheid en motivatie van leerlingen te vergroten. Hierbij mag het leerproces uiteraard niet worden gedegradeerd!
In de werkgroep bekijken we wat gamification behelst en hoe deze aanpak wordt onderbouwd vanuit de leer- en motivatietheorie.
Centrale instructie legt tempo en inhoud op aan de hele groep leerlingen. Het is een onmogelijke opgave voor de docent om het tempo en de inhoud aan te laten sluiten bij iedere leerling in de klas. Bovendien valt het niet mee om van iedere leerling de individuele voortgang in de gaten te houden. Het inzetten van uitlegfilmpjes is een geweldig middel om de flexibiliteit en effectiviteit van uw lessen te vergroten én meer contact te onderhouden met de individuele leerling.
We draaien het systeem om: de leerling krijgt thuis les met behulp van een uitlegfilmpje en gaat in uw les aan de slag met verwerkingsopdrachten. De leerling kan in zijn eigen tempo en op zijn eigen niveau werken, de docent heeft zijn handen vrij om de klas in te gaan en de leerlingen één op één of in kleine groepjes te begeleiden.
In de werkgroep laten we zien dat flipping heel wat meer is dan alleen filmpjes maken. Het is een heel andere manier van lesgeven! We geven een overzicht van de manieren waarop u uw van uitleg vrijgemaakte lessen invulling kunt geven. Vervolgens ontwerpt u zelf in groepjes een ‘geflipte’ les natuurkunde.
Via welke contexten interesseer je de leerlingen voor de mooie, maar moeilijke concepten van de quantumwereld? Met welke proeven en opgaven bereid je ze voor op het CE? Lijkt de gepubliceerde verzameling voorbeeldexamenopgaven over quantumwereld representatief voor wat er komen gaat? Welk evenwicht kun je bereiken tussen kwalitatieve verhalen over relativiteit, formules en grafische uitleg? De nieuwe domeinen roepen nog veel vragen op. We bespreken wat we er over hebben bedacht en de eerste ervaringen uit de les.
Elektromagnetisme is een onderdeel dat met een klassieke aanpak dikwijls verzandt in moeilijke wiskunde en vrij abstracte experimenten. De essentie en de interne samenhang van dit onderdeel gaat daarbij volledig verloren.
In de werkgroep doorlopen we de grote kernideeën van het elektromagnetisme en verrijken dit met tot de verbeelding sprekende uitdagingen. We vergroten de inhoudelijke samenhang dankzij denkgereedschap dat ontwikkeld werd binnen het project Big Ideas, Great Science en dat gebruik maakt van begrippen zoals patronen, systemen, modellen, oorzaken… Met deze aanpak wordt er een stevige basis gelegd die iedereen, zowel de breed georiënteerde leerlingen als de toekomstige wetenschapper, kan appreciëren.
Elektromagnetisme is een onderdeel dat met een klassieke aanpak dikwijls verzandt in moeilijke wiskunde en vrij abstracte experimenten. De essentie en de interne samenhang van dit onderdeel gaat daarbij volledig verloren.
In de werkgroep doorlopen we de grote kernideeën van het elektromagnetisme en verrijken dit met tot de verbeelding sprekende uitdagingen. We vergroten de inhoudelijke samenhang dankzij denkgereedschap dat ontwikkeld werd binnen het project Big Ideas, Great Science en dat gebruik maakt van begrippen zoals patronen, systemen, modellen, oorzaken… Met deze aanpak wordt er een stevige basis gelegd die iedereen, zowel de breed georiënteerde leerlingen als de toekomstige wetenschapper, kan appreciëren.
Tablets, smartphones, chromebooks en andere devices worden steeds meer gebruikt in het onderwijs. Maar kan er nog meer mee dan alleen informatie opzoeken en verslagen schrijven? Of gaan deze hulpmiddelen dezelfde weg als de grafische rekenmachine?
In de werkgroep neem ik u mee door een aantal web-based programma’s en apps die ik zelf tijdens mijn lessen gebruik.
De uitvinding van de Michelson interferometer leidde in 1887 tot het beroemde experiment van Michelson & Morley dat aantoonde dat de lichtsnelheid constant is voor alle waarnemers. Dit experiment stond aan de wieg van Einsteins relativiteitstheorie. Momenteel gebruiken we in essentie hetzelfde instrument om een van de voorspellingen van die theorie (zwaartekrachtsgolven) te valideren. Detectie van gravitatiegolven zal leiden tot een nieuwe tak van sport, de gravitatiegolf-astronomie (zie onder andere www.nikhef.nl/wetenschap-techniek/astrodeeltjesfysica/zwaartekrachtsgolven/).
Op het Nikhef heeft Eric Hennes voor educatieve doeleinden een interferometer-bouwpakket ontworpen, dat al met succes is ingezet bij de Viva-Fysica manifestatie (zie www.youtube.com/watch?v=60MB4208Kvs, met name vanaf 5:45).
Kun je met eenvoudige middelen zelf het Michelson-Morley experiment nadoen? Kun je met licht interferentiepatronen maken? Kun je afstandsverschillen van een fractie van een micrometer meten en bepalen? In de werkgroep zullen we dit met behulp van de bouwpakketten uitproberen. De bouwpakketten zijn ook te bestellen (E.Hennes@nikhef.nl) en worden tegen kostprijs geleverd.
Op veel scholen zijn zaken als goede doorstroming en juiste plaatsing van leerlingen een hot item. Dat vraagt om een goede determinatie. De toets is daarvoor het logische middel. In de werkgroep laten we zien hoe de sectie natuurkunde op het CSG Augustinus in Groningen toetsen inzet voor determinatie. Onze school maakt hierbij gebruik van het RTTI-model (www.rtti.nl), maar het door ons ontwikkelde Excel-bestand is evengoed te gebruiken op scholen die met het OBIT-model (zie www.aps.nl/voortgezet-onderwijs/opbrengstgericht-werken/obit-en-leren-met-diepgang) werken.
In de werkgroep behandelen we de volgende thema’s: hoe en waarom van determinatie, RTTI vs OBIT, hoe maak je een goede toets, in welke verhouding komen vraagtypes terug in de toets en waarom, hoe worden resultaten van klassen en individuele leerlingen verwerkt zonder dat dit te veel tijd kost, hoe interpreteer je de resultaten en hoe gebruik je ze bij bespreking en advisering?
Het nieuwe examenprogramma heeft vwo-6 bereikt. Onze leerlingen doen in 2016 voor het eerst een NiNa-examen. In alle (pilot)examens van de laatste jaren werd modelleren getoetst. Hoe leer je ze dat aan?
Modelleren leent zich er goed voor om even lekker praktisch aan de slag te gaan zonder boek. Maar dan moet je wel een hele lessenserie maken en dat is best veel werk. Dat heb ik toch maar gedaan en het resultaat daarvan wil ik in deze werkgroep voorleggen. Is het wat? Hoe is het niveau? Zijn de gekozen contexten (in de afbeeldingen ziet u een resultaat van een model op basis van de nieuwe examenstof gravitatie) geschikt? En aantrekkelijk? Is er voldoende ruimte voor differentiatie?
Het lesmateriaal bevat niet alleen opdrachten om modellen te maken of aan te vullen, maar combineert dit met inzichtvragen en andere opdrachten. Er is een begeleidende Powerpoint die de docent in de klas kan gebruiken en die de hele lessenserie stap voor stap doorloopt.
Steeds meer scholen zoeken de samenwerking met ‘het bedrijfsleven’. Leerlingen krijgen door projecten, gastlessen en excursies een beter beeld van de beroepspraktijk in de techniek. Dit helpt hen een betere keuze te maken voor een later beroep en dus studie. Voor veel docenten is ‘het bedrijfsleven’ echter ook geen bekend terrein. Dus hoe ziet dat bedrijfsleven eruit? Hoe vind je ze? En hoe geef je die samenwerking vorm? Waar loop je als school tegenaan? En hoe zien bedrijven deze samenwerking?
In de werkgroep nemen we een kijkje bij het technisch bedrijfsleven. We zien welk soort bedrijven er zijn en hoe je in contact kunt komen met bedrijven in de buurt. Ook presenteren we een aantal voorbeelden van activiteiten met de klas rond het bedrijfsleven en wisselen we tips uit over het organiseren van deze activiteiten.
In heel Nederland worden activiteiten georganiseerd om de samenwerking met het bedrijfsleven te bevorderen. Vanuit de STEM-Teacher Academy, een project van het Platform Bèta Techniek, geven we een overzicht van de mogelijkheden.
NOVA, de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie, heeft een reizend planetarium voor het voortgezet onderwijs. Met dit planetarium bezoeken we scholen voor een of meerdere dagen. In overleg met de betrokken secties wordt het aantal groepen vastgesteld dat op één dag het planetarium kan bezoeken. De kosten zijn € 430 per dag en kunnen ook betaald worden met de cultuurkaart.
Al veel collega’s hebben het mobiel planetarium op school gehad voor een schitterende ervaring voor hun leerlingen. Collega’s gebruiken het planetarium zowel bij de introductie van een lessenserie over het heelal als bij de afsluiting van projecten voor de vakken NLT en natuurkunde. In juni 2014 hebben we de honderdduizendste bezoeker in ons planetarium mogen ontvangen.
In de werkgroep in het planetarium laten we de vele gebruikersmogelijkheden van de software zien en gaan we in op de verschillende niveaus die we aanbieden.
In samenwerking met de nascholingsinstituten van de universiteiten is in het najaar 2015 op verschillende plaatsen in Nederland nascholing sterrenkunde georganiseerd. Deze nascholing is speciaal gericht op docenten havo/vwo. Tijdens de nascholing verzorgen vooraanstaande wetenschappers spannende colleges. Ook gaat men onder begeleiding van ervaren collega’s werken aan onder andere de opzet van de lessen en schoolexamenopdrachten.
In de werkgroep geven we informatie over de inhoud van en de werkvormen bij deze cursus, die in het voorjaar en najaar van 2016 weer op verschillende plaatsen zal worden gegeven.
‘Beyond Flipping the classroom’: ICT-tools bieden je de mogelijkheid om de leerstof op allerlei manieren aan je klas te presenteren. In de klas, buiten de klas en per leerling gelijk of juist niet gelijk. Prestaties van leerlingen zonder gedoe met elkaar delen. Uitdagende of standaardopdrachten neerzetten voor gebruik wanneer jou dat uitkomt. Nearpod is een online applicatie die het mogelijk maakt om open opdrachten, quizzen, websites en applets aan elkaar te verbinden.
In de werkgroep zullen wij onze ervaringen met deze tool delen en ga je zelf aan de slag om een les in Nearpod te maken.
De Natuurkunde Olympiade Junior is dit jaar voor het eerst georganiseerd (na een pilotversie in 2014). Hieraan hebben 935 leerlingen meegedaan uit de onderbouw van havo en vwo. Vragenrondes zijn verspreid over het jaar: in maart, juni en september.
Het streven is om elke ronde een uitdagende toets te maken waar een hele klas aan mee kan doen, zonder teleurgesteld te raken over de moeilijkheidsgraad van de vragen. Voor het ontwikkelen van de vragen wordt samengewerkt met verschillende lerarenopleidingen. Tevens vermeldenswaardig is dat de finalisten een filmpje maken met daarin de uitwerking van een van de vraagstukken van het betreffende jaar. Deze filmpjes zijn openbaar en kunt u weer inzetten in uw eigen lessen.
In de werkgroep krijgt u voorbeelden te zien van de gesloten vragen, het practicum en de open vragen die tijdens deze wedstrijd in drie verschillende rondes zijn ingezet. Uiteraard vertellen we ook een en ander over de structuur van de wedstrijd en laten we zien wat u met dit materiaal in de eigen lessen (zowel in onder- als bovenbouw) kunt doen.
Veel docenten hebben moeite met de passieve, consumptieve houding van vooral de intelligente leerlingen. Hoe daag je ze in de les en voor de practica uit? Deze leerlingen scoren vaak hoog omdat ze stof stampen en voor het oplossen van problemen de stappen uit hun hoofd leren. Dit gaat lang goed, maar er komt een moment waarop ze niet meer in staat zijn tot een antwoord te komen, omdat de stof in een toets of in het eindexamen in een andere setting wordt teruggevraagd.
In de werkgroep richten we ons op dit probleem door onderzoekend leren in de praktijk vorm te geven. Wat is er nodig om in eerste instantie leerlingen te motiveren voor het doen van een onderzoek? Hierbij werken we vanuit het onderwijsconcept Actief leren denken (ALD), waarbij leerlingen leren zelf oplosstrategieën te maken en bewust te gebruiken. Dit vraagt ook om een ander docentgedrag. Hoe stel je de vragen en wat geef je weg en wat niet? Maar het loont, de ervaringen met deze methode zijn zeer positief. De methode Actief leren denken is gebaseerd op het Engelse project Cognitive Acceleration through Science Education (CASE) uit de jaren ’90. Actief leren denken wordt krachtig vormgegeven door vijf pijlers, namelijk een structurele voorbereiding, constructief samenwerken, cognitief conflict, reflectie en transfer.
Het nieuwe natuurkundecurriculum is in de zesde klas aangeland. De belangrijkste wijzigingen, zoals het nieuwe onderdeel kwantumwereld, komen nu in de klas aan de orde. Twee jaar geleden, toen wij helemaal nog niet wisten wat de uitgevers voor ons in petto hadden, zijn we in Leiden met een aantal collega’s bij elkaar gekomen om een lijst samen te stellen met een aantal uitdagende experimenten waarmee we dit curriculum willen ondersteunen. In de tijd daarna is er hard gewerkt om deze lijst te realiseren. De eerste ervaringen met experimenten zijn binnen. Kleine groepjes leerlingen hebben de experimenten getest in de vorm van profielwerkstukken en praktische opdrachten. Er zijn inmiddels voldoende experimenten ontwikkeld om een klas tegelijk te ontvangen, en de eerste klassen zijn op bezoek geweest.
In de werkgroep presenteren we deze experimenten en kunt u er een aantal uitproberen. We bespreken de eerste ervaringen en het didactisch model waarin wij dit practicum aanbieden.
Een actuele context gebruiken om leerlingen te leren modelleren? Dat is mogelijk! Op steeds meer scholen wordt vakoverstijgend lesgegeven. In de werkgroep laten we u kennismaken met vakoverstijgende, actuele modellen. Zo kan er gekeken worden naar een dynamisch model waarbij de Ebola-uitbraak gemodelleerd is. We bekijken ook de opname van een medicijn in het lichaam. We kunnen de vlucht van een modelraket modelleren met behulp van een gegeven brandstofprofiel. Met een relatief eenvoudig model bepalen we het rendement van een auto.
CMA is nu bijna 30 jaar bezig met het meten met computer om het onderwijs in de exacte vakken te ondersteunen. In de werkgroep gaan we in op de ontwikkeling van Coach 1 tot en met Coach 7. Coach 7 wordt ondersteund op meerdere platforms, als tablets, Apple iOS, Android en Windows. In de werkgroep laten we zien hoe u met Coach 7 de legio devices die leerlingen tegenwoordig tot hun beschikking hebben, kunt uitrusten om metingen te verrichten. Er is aandacht voor Coach 7 op desktops, tablets en MacBooks en voor draadloos metingen verrichten met VinciLab (via wifi) en de nieuwe Bluetooth Low Energy interface.
Coach 7 is uit. De nieuwe versie van Coach is veelzijdiger inzetbaar en werkt intuïtiever. Ter ondersteuning van Coach 7 wordt er vakspecifiek lesmateriaal geschreven voor biologie, scheikunde en natuurkunde. Dit lesmateriaal bevat per onderwerp een docentenhandleiding, achtergrondinformatie en een leerlingenwerkblad. Al het lesmateriaal is ook voorzien van de benodigde Coach-activiteit.
In de werkgroep laten we u kennismaken met dit lesmateriaal en gaat u aan de slag met Coach 7 en diverse experimenten.
Op steeds meer scholen wordt robotica ingevoerd en leren leerlingen door deze roboticalessen hoe ze moeten programmeren. Lego Mindstorms EV3 is een uitgebreide en leuke manier om leerlingen met robotica kennis te laten maken, geschikt (als uitbreiding of verdieping) voor de vakken natuurkunde, techniek, onderzoeken & ontwerpen en informatica.
In de werkgroep laten we u kennismaken met EV3, gaan we de EV3 programmeren om eenvoudige taken te laten uitvoeren en gebruiken we de datalog-opties.
Leerlingen filmen tegenwoordig veel met hun eigen telefoons, laptops en tablets (Bring Your Own Device). De iPhone 6 en GoPro 4 kunnen zelfs al highspeed-filmpjes maken. Het filmen van natuurkundige verschijnselen en analyseren hiervan biedt een leuke en leerzame afwisseling in de natuurkundeles.
In de werkgroep gaan we met (zelf) meegebrachte camera's natuurkundige verschijnselen filmen en deze verwerken in Coach 7. We gaan in op het maken van geschikte filmpjes (met bijvoorbeeld GoPro) en hoe deze filmpjes in Coach 7 te analyseren zijn.
Natuurkunde van het vrije veld strekt zich uit tot in het heelal. In de geest van Minnaert kunnen met het ongewapende oog op heldere nachten waarnemingen worden gedaan aan het licht van sterren en sterrenstelsels.
In de afgelopen 50 jaar heeft de ontwikkeling van geautomatiseerde meetsystemen een grote vlucht genomen. Met deze systemen zijn naast waarnemingen in het zichtbaar licht, ook waarnemingen aan andere elektromagnetische golven afkomstig van sterren te doen. Verder kunnen geladen en ongeladen deeltjes uit de kosmos worden gedetecteerd door experimenten als het Pierre Auger Observatorium en Telescope Array enerzijds en Antares en het IceCube Neutrino Observatorium anderzijds.
Kosmische straling is op school te detecteren met een zelf te bouwen elektroscoop of nevelkamer. De bouw van deze opstellingen wordt in de werkgroep gedemonstreerd. Daarnaast zijn de geautomatiseerde metingen van HiSPARC beschikbaar. Het onderhoud van deze opstellingen op scholen leidt ook tot praktisch natuurkundig werk.
Na een korte presentatie wordt aan de hand van praktische voorbeelden besproken hoe waarnemingen aan kosmische straling in de lessen ‘relativiteit’ of ‘deeltjes en hun interacties’ te gebruiken zijn.
‘Flipping the classroom’ of ‘the flipped classroom’ is een nieuwe werkvorm die langzamerhand opgang vindt. Eerst gebruikt in 2007 om langdurig zieke leerlingen te helpen, heeft het ondertussen zijn waarde ook bewezen in het gewone klasgebeuren. Werner Tuytens gebruikt het ondertussen al vier jaar voor de fysicalessen in het Sint Pietersinstituut Turnhout en heeft ondertussen deze werkvorm ook gecombineerd met onderzoekend leren tijdens de samenwerking met het SAILS-project en een eigen website voorzien van de nodige lessen.
In de werkgroep wordt uitgelegd hoe flipping the classroom juist in zijn werk gaat, wat de praktijkervaringen zijn voor fysica, hoe je dit het best kan implementeren in je eigen lessen en ondertussen kan gebruik maken van onderzoekend leren.
“De klassieke indeling in vakken staat wat betreft het Platform niet meer centraal” (Voorstel Platform Onderwijs 2032, oktober 2015).
In de laatste 50 jaar is de wereld sterk veranderd. Kennis op het gebied van wetenschap en technologie heeft geleid tot vele toepassingen met grote invloed op het dagelijks leven, bijvoorbeeld op de gebieden communicatie, gezondheid, transport en energievoorziening. Daarnaast zijn er op veel van deze terreinen ernstige problemen die alleen kunnen worden opgelost met een interdisciplinaire aanpak. Vandaar dat in onderzoeksinstellingen en bedrijven nog maar weinig zuiver biologisch, natuurkundig en chemisch wordt gewerkt. Dat vindt zijn weerslag in het hoger onderwijs, waarin het aantal interdisciplinaire opleidingen sterk is toegenomen. Betekent dit dat we het schoolvak natuurkunde maar moeten vergeten en het laten opgaan in een breed vak science of zelfs wereldoriëntatie?
In de werkgroep staan we stil bij ontwikkelingen binnen en buiten het onderwijs in de laatste vijf decennia. We zetten argumenten op een rij die pleiten voor en tegen behoud van de huidige vakkenstructuur of een verregaande integratie van vakken. Maar wellicht zijn er betere alternatieven.
Een kussengevecht, polonaise en ‘lancering’ van een leerling: enkele experimenten waarmee de klassieke mechanica inzichtelijker gemaakt kan worden. Want leerlingen kunnen op havo/vwo-niveau in voldoende mate mechanicasommen oplossen (zie examenresultaten), maar maken daarbij vaak gebruik van een trukendoos: formules uit BiNaS. Dat wil nog niet zeggen dat ze inzicht hebben in de (abstracte) basisconcepten. Om dit te verbeteren en problemen in het vervolgonderwijs te voorkomen is het onder andere mogelijk om veranderingen door te voeren in de sommetjescultuur en met leerlingen te discussiëren, ondersteund door uitdagende experimenten, over de concepten impuls, kracht, arbeid en energie. Het begrip impuls wordt daarbij meteen op een eenvoudige en logische wijze geïntroduceerd in de klassieke mechanica, zodat het gemakkelijk opgepikt kan worden bij het nieuwe domein kwantummechanica.
Middels een lessenreeks Voor niets gaat de zon op wordt gepoogd leerlingen de traagheid te laten ervaren door experimenten en door het zelf ‘uit te beelden’. De Newtoniaanse mechanica is gebaseerd op het traagheidsprincipe. De eeuwigdurende beweging (zonder externe kracht) wordt op aarde over het algemeen echter niet waargenomen en is daardoor de oorzaak van misconcepten zoals: kracht is evenredig met snelheid en je wordt naar buiten geduwd als je door de bocht vliegt. Vanuit het traagheidsprincipe worden de concepten impuls, kracht, arbeid en energie in een logisch kader opgebouwd en aan elkaar verbonden: de kapstok.
In de werkgroep worden knelpunten uit de klassieke mechanica besproken en diverse ideeën uit de lessenreeks aangereikt voor boeiende lessen.
In de werkgroep worden verschillende bekende en minder bekende experimenten opgesteld, waaronder een aantal klassiekers met een vernieuwd gezicht.
Experimenteren met Yenka – Om meer begrip te krijgen over wat er in de theorie wordt uitgelegd, kan een simulatie erg veel verduidelijken. Voer zelf een simulatie-experiment uit met Yenka simulatiesoftware. Kies voor optica, golvenleer, elektronica of magnetisme.
Veel leerlingen ervaren dat de bètavakken maar weinig met elkaar te maken hebben. Wat ze bij natuurkunde leren lijkt wel in een ander vakje opgeslagen te worden dan wat ze bij scheikunde leren. Toch zijn er veel situaties te vinden waarin de verschillende bètavakken een rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan de energievoorziening in spiercellen via de hydrolyse van ATP, dat puur scheikundig te beschrijven is, maar waar natuurkundigen met behulp van optische pincetten onderzoek naar doen.
Hoe kunnen we deze verbanden voor leerlingen zichtbaar maken? En hoe stimuleren we leerlingen toe te passen wat ze bij een ander vak geleerd hebben? Hoewel veel dingen in ons onderwijs moeilijk te veranderen zijn, zoals het examenprogramma of het feit dat leerlingen les hebben van verschillende docenten, is met enige inspanning best veel mogelijk.
In de werkgroep bekijken we een relatief eenvoudige manier om leerlingen vakoverstijgende contexten aan te bieden, gebaseerd op de bestaande examenprogramma’s van biologie, natuurkunde en scheikunde. Er wordt daarbij geen extra leerstof aangeboden, maar gebruik gemaakt van wat er al is. De werkgroep bestaat uit twee delen. In de inleiding aandacht voor waarom vakkennis voor leerlingen gescheiden lijkt, wat een goede vakoverstijgende context is en hoe vakoverstijgende contexten in het onderwijs gebracht kunnen worden. In het tweede deel bespreken we een voorbeeldcontext om de methode toe te lichten, en oefenen we de gepresenteerde methode om zelf nieuwe vakoverstijgende contexten te vinden.
Het onderwijs is volop in beweging. Nieuw examenprogramma, meer aandacht voor talenten, inzet van ICT, flipping the classroom, leren onderzoeken, samenwerken enzovoort. Ook kun je als natuurkundedocent betrokken raken bij vakken als science, O&O en NLT. Maar wat betekent dat voor de docent? Wat is er wezenlijk veranderd in de rol van de docent ten opzichte van de tijd van de eerste WND-conferentie? En wat is hetzelfde gebleven? Wat voor eisen stellen de huidige ontwikkelingen in het onderwijs aan huidige en toekomstige docenten?
In de werkgroep gaan deelnemers actief aan de slag om het profiel van de 21e eeuwse natuurkundedocent te beschrijven.
De centrale examens hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in het Nederlandse natuurkundeonderwijs. Ze zijn een afspiegeling van de ontwikkelingen in de afgelopen 50 jaar. Daarom is het illustratief om eens in de archieven van de centrale examens van de afgelopen 50 jaar te duiken. Dit geeft namelijk een helder beeld van wat er allemaal op dit gebied gebeurd is. Meteen worden de invloeden duidelijk van contexten, examenprogramma’s en technische ontwikkelingen als tekstverwerkers en meetapparatuur op computers, maar ook van initiatieven als PLON en het tijdschrift Exaktueel. Verscheidene projecten kwamen en gingen, zoals het Project Moderne Natuurkunde en Compex, maar altijd gebaseerd op (alledaagse) contexten.
Met veel (stilstaande) beelden van vroeger ( foto’s en documenten) wil ik de geschiedenis met u doorlopen, uw geheugen opfrissen en ontwikkelingen signaleren. Maar niet alleen (met gepaste trots) naar het verleden terugkijken, maar ook samen met u ontwikkelingen van contextrijke natuurkunde-examens in de toekomst schetsen.
Er vliegt een helikopter over. Martijn is wéér te laat. Helene zegt dat ze aan haar huiswerk is toegekomen en Joep heeft zijn boeken nog in zijn tas. De vorige docent heeft zijn aantekeningen laten staan, dus meneer Duifhuis staat driftig te vegen. Dan slaat hij het boek open. , daar zal het vandaag over gaan. Hij schrijft de formule op het bord en Henk slaakt een diepe zucht.
Tijd voor iets anders?
In de werkgroep gaan we met twee dingen bezig: anders reageren op standaardsituaties en boeiend vertellen. We gaan op een speelse en toch serieuze manier trainen met oefeningen uit improvisatietoneel.
STEM (Science-Technology-Engineering-Mathematics) is hip in Vlaanderen… Scholen die een STEM-studierichting aanbieden komen als paddenstoelen uit de grond. Maar, waaraan moet goed STEM-onderwijs voldoen?
In 2014 ging STEM@school van start, een project waarin universiteiten, scholen en onderwijskoepels samen een visie op geïntegreerd STEM-onderwijs en een concreet curriculum voor dergelijk onderwijs ontwikkelen en waarin dit curriculum zal getest worden in een 30-tal pilootscholen, zodat uiteindelijk kwaliteitskenmerken voor een goede STEM-didactiek kunnen geformuleerd worden. Binnen het voorgestelde curriculum willen we ervoor zorgen dat belangrijke natuurwetenschappelijke en technisch-technologische concepten op een interdisciplinaire manier worden verworven en toegepast. Hierdoor wordt duidelijk dat het gaat om grote principes en ideeën die vanuit verschillende invalshoeken toepasbaar zijn. Probleemoplossend denken, onderzoek plannen en uitvoeren, data analyseren en interpreteren, verklaringen en oplossingen formuleren, ze evalueren en overbrengen worden binnen geïntegreerd STEM-onderwijs in een interdisciplinaire context aangewend.
In de werkgroep zal de STEM@school-visie op geïntegreerd STEM-onderwijs voorgesteld worden en zal concreet ontwikkeld materiaal getoond worden.
Met de ontwikkelingen van de laatste jaren is het programmeerbare IC (PIC) zeer toegankelijk voor leerlingen. De Arduino-chip is makkelijk programmeerbaar en goedkoop. Ook in onderbouwklassen kunnen leerlingen al in aanraking komen met ontwerpen en programmeren.
In de werkgroep gaan we aan de slag met het programmeren van een Arduino-robot via de software ArduBlock. Dit lijkt erg op het programmeren in scratch. Het is een toegankelijke manier van programmeren die geschikt is voor de onderbouwklassen. We nemen u mee langs praktijkvoorbeelden uit het middelbaar onderwijs en u gaat zelf aan de gang met het programmeren van een Arduino-robot. De robot kan bijvoorbeeld zichzelf door een ruimte sturen met behulp van een afstandssensor.
Veel leerlingen kunnen zich weinig voorstellen bij een beroep in de bètawetenschappen en technologie. Daarom organiseert NEMO elk jaar Tube Your Future voor klas 3, 4, en 5 havo/vwo. Daarbij creëren leerlingen een eigen beeld van het beroepenveld in de bètawetenschappen en technologie. Leerlingen interviewen en filmen een professional uit de bètaberoepenwereld en maken daar een kort filmpje van. De makers van de beste filmpjes van elke school worden uitgenodigd voor een chic award gala in NEMO, waar de beste filmpjes van het land worden gekozen door een deskundige jury.
De kracht van Tube Your Future – Jongeren in deze leeftijdsgroep zijn bezig met het ontwikkelen van hun eigen identiteit. Dit is een belangrijke reden van het succes van Tube Your Future. Het project biedt op allerlei niveaus mogelijkheden voor de identiteitsontwikkeling van pubers:
Deelname aan het project in schooljaar 2015-2016 is nog steeds mogelijk!
Het is fascinerend om te zien op hoeveel verschillende manieren eenzelfde verschijnsel verklaard en begrepen kan worden. Met de Natk4all-module Geschiedenis en Grondslagen van de Natuurkunde leer je bekende verschijnselen op een nieuwe (of eigenlijk oude) manier bekijken.
In de werkgroep staan we stil bij twee voorbeelden: hoe verklaarde Aristoteles val en worp, en wat verstond Maxwell onder het elektromagnetische veld? Dat is niet alleen een stukje geschiedenis van je vakgebied, maar ook vermakelijke hersentraining. Een historisch perspectief neemt een deel van de vanzelfsprekendheid van onze huidige zekerheden weg en kan mogelijk je begrip voor conceptuele problemen van leerlingen vergroten. Als er slechts één manier was om de wereld te begrijpen, dan waren we snel uitgepraat.
Minnaert schreef liefdevol en beeldend over natuurverschijnselen. Zijn taal laat zien dat hij natuurverschijnselen niet alleen wil begrijpen, maar ze vaak ook mooi en interessant vindt. Dat heeft hij gemeen met vele andere grote natuuronderzoekers. In de natuurkundeles richten we ons vooral op het kennen en begrijpen van lesstof. Ook het praktische gebruik vinden we belangrijk, maar voor ‘mooi’, ‘interessant’ of ‘spannend’ is weinig aandacht. Toch bepaalt dit vaak of iets mensen boeit, waarover ze willen praten, nadenken en schrijven.
De werkgroep wil u helpen om de ‘beleving’ van ‘gewone’ natuurkundeonderwerpen een plaats in de klas te geven, de leerlingen meer beeldend te laten praten en schrijven over een lesonderwerp en hen er zo meer bij te betrekken.
Nieuwe uitdaging nodig? Eens even iets heel anders doen? Leerlingen enthousiasmeren op hun eigen gebied? ‘Flipping the Classroom’ is een nieuwe onderwijsvorm die steeds meer terrein wint in het wereldwijde onderwijs. In combinatie met motivatietechnieken die worden gebruikt in games kun je lessen(series) ontwikkelen waarbij leerlingen zelfstandig en gemotiveerd aan het werk zijn.
In de werkgroep laten we eerst zien hoe games inspelen op de behoeftes van de spelers, zodat ze meer of vaker willen spelen. Daarna maken we de connectie met de lespraktijk: hoe kunnen wij die technieken gebruiken om leerlingen te motiveren meer en vaker met natuurkunde bezig te zijn? Vervolgens laten we zien met welke eenvoudige software je goede instructiefilmpjes kunt maken en in welke vorm je deze instructiefilmpjes kunt gebruiken in je dagelijkse lessen. Hierbij kunnen vragen worden gesteld over de gekozen werkvorm en na een kleine instructie over de software (Screencast-o-matic) gaan we zelfstandig instructiefilmpjes maken.
Waar let je op als je een verslag of een logboek van een onderzoek van leerlingen in een praktische opdracht of profielwerkstuk beoordeelt? Weet jij wat collega's daarbij belangrijk vinden? SLO heeft dat bij docenten geïnventariseerd en op basis daarvan een lijst gebenchmarkte criteria samengesteld. In een handige spreadsheet kan elke docent zijn/haar eigen selectie maken uit die lijst en zo beoordelen wat hij/zij zelf het belangrijkst vindt.
Als je een aantal beoordelingslijsten van verschillende docenten of scholen naast elkaar legt, zie je opmerkelijke verschillen. Waar de ene lijst de nadruk legt op de werkwijze en bewijsvoering, focust een andere op proces en vormgeving. Wat vinden we belangrijk? SLO heeft dat onderzocht: een groslijst met criteria uit verschillende bronnen werd voorgelegd en docenten konden aangeven welk belang zij aan elk daarvan hechten. Daaruit kwam een (kortere) lijst van criteria die door de meeste van de 66 deelnemende docenten van veel of zelfs essentieel belang werden gevonden. Dat noemen we de ‘gebenchmarkte criteria’. Met die lijst hebben we een beoordelingsinstrument gebouwd waarin de gebruiker zelf uiteindelijk de laatste keus uit de gebenchmarkte criteria maakt en daar een gewicht aan toekent.
In de werkgroep leggen we het ontstaan en gebruik van het instrument uit, en is het mogelijk om het instrument uit te proberen.