Natuurkunde op maat, natuurkundeonderwijs dat aansluit bij verschillen tussen leerlingen is een thema dat mij gedurende mijn loopbaan sterk heeft aangesproken. Het is ook een activiteit met veel haken en ogen, zo bleek mij als docent in de klas en als observator bij veel lessen van andere docenten.
Over maatwerk heb ik in de loop van de tijd een aantal dingen geleerd, die ik graag in kort bestek met jullie wil delen.
Het eerste is dat differentiatie hoge eisen stelt aan de relatie tussen docent en leerling. Het vereist ruimte geven voor eigen inbreng van de leerlingen. En dat werkt alleen bij wederzijds vertrouwen. Het vereist inzicht van de docent in wat de leerlingen kunnen en willen. Een inzicht dat je langzaam opbouwt. Je moet je individuele leerlingen leren kennen.
Aan één ding ontbreekt het tegenwoordig niet: er is op internet voldoende materiaal te vinden waarmee je aan die verschillen tegemoet kunt komen, over tal van onderwerpen en op verschillende niveaus. Het probleem is hoe je differentiatie in de klas organiseert en hoe je overzicht houdt.
Daarom vereist differentiatie veel vaardigheden van de docent. Je leert het door te doen, je moet de ervaring in de praktijk opbouwen. Daar heb je voldoende tijd voor nodig.
Voor beginnende docenten ligt hier een zekere interne tegenstrijdigheid: het is belangrijk dat zij in hun opleiding veel leren over differentiëren. Maar in hun beginnende schoolpraktijk moeten ze niet te veel hooi op hun vork nemen. Maatwerk bieden kan pas succesvol plaatsvinden als aan randvoorwaarden op het gebied van didactiek en klassenmanagement wordt voldaan. Daaraan werken heeft in het begin voorrang. Maatwerk bieden in de klas kan beter geleidelijk aan opgebouwd worden. Het helpt hen veel als ze in de sectie, of in de school, een cultuur van ‘maatwerk leveren’ aantreffen, waar ze bij kunnen aansluiten. Want al sta je alleen voor de klas, differentiëren kun je niet goed in je eentje doen. Je moet het met elkaar doen. Als de schoolcultuur uitgaat van ‘één tempo, gelijke leerdoelen voor iedereen’, staat dat haaks op differentiatie. Daarvan afwijken door toch maatwerk te bieden, kan maar in beperkte mate lukken.
Naast de schoolcultuur is er ook de specifieke cultuur van het vak natuurkunde. Met cultuur bedoel ik het geheel van gedeelde waarden en daarmee samenhangend gedrag. Natuurkunde leert bepaalde waarden aan, zoals het belang van waarnemen en meten, van wiskundige redeneringen en van de samenhang tussen die twee kanten van het vak. Die cultuur kan botsen met de cultuur die een leerling meebrengt. Actuele voorbeelden: de opkomende social media cultuur, feitenvrije meningen die op overtuigingen berusten. Of het idee dat de docent de bron van te leren kennis is. Dat botst met de opdracht ‘ga zelf onderzoeken hoe het zit’. Mogelijke reactie van een leerling: “U weet het toch, waarom vertelt u het dan niet?”
Maatwerk moet misschien niet alleen betrekking hebben op verschillen in leerstijl, belangstelling, niveau en zelfstandigheid, zoals te lezen is in de inleiding bij het thema van deze conferentie, maar ook op verschillen in cultuur. Leerlingen groeien op in een culturele omgeving die al dan niet dicht bij de natuurkunde-cultuur staat. Het lijkt me de moeite waard om met die ogen ook eens naar de mogelijke en gewenste differentiatie te kijken.
Als afsluiting wil ik een voorbeeld geven van een activiteit die aansluit bij een idee dat verschillende culturen met elkaar verbindt: eerst zien (en het liefst zelf ervaren) en dan pas geloven. Ik laat een huis-, tuin-, en keukenproefje zien dat voor velen van jullie wel bekend zal zijn, maar toch altijd weer verrassend is.
Ik neem een waterglas en sluit dat af met een natgemaakt lapje van zijde. Dan vul ik het glas door het lapje heen met water tot het glas helemaal vol is. De vraag is nu: loopt al het water eruit als ik het glas omdraai? Het antwoord is duidelijk: nee.
De verklaring van dit verschijnsel heeft te maken met luchtdruk, adhesie tussen water en zijde en oppervlaktespanning. Het roept vragen op: hoe hoog kan ik de waterkolom maken? Wat als ik er zeep in het water doe? Werkt het ook met grovere weefsels of metaalgaas? Heeft dit ook praktisch nut? Dit zijn voorbeelden van vervolgvragen die je op verschillende niveaus kunt laten uitzoeken.
Op deze conferentie zullen jullie veel voorbeelden van maatwerk kunnen vinden. Ik wens ieder een inspirerende conferentie toe.