Vroeger was de overgang van de kleuterschool naar de lagere school een stap naar een andere wereld. Je ging naar de 'grote school' en daar zou je leren lezen en rekenen. Er is tegenwoordig nog steeds verschil tussen het speelse leren in groep 1 en 2 en de lessen van groep 3, maar de overgang is veel geleidelijker geworden. Zo krijgen kinderen in groep 3 niet meteen in de eerste weken rijtjes met 'echte sommen' voor hun neus. Maar ze rekenen wel degelijk! Tellen, groepjes maken, voorspellen hoeveel blokjes er zullen liggen als de juf er nog twee blokjes bijlegt of afhaalt, dat is net zo goed rekenen. Zulke dingen doen kinderen zowel in de kleutergroepen als in groep 3. In het begin horen getallen nog helemaal bij het tellen. Je kunt bijvoorbeeld klasgenootjes tellen of blokjes, of de poppen in de poppenhoek. Later krijgen getallen zelf betekenis, dan worden ze als het ware zelf ook concreet. Op een gegeven moment weten kinderen bijvoorbeeld dat 6 kan staan voor 3 en 3, voor 5 en 1, of voor 4 en 2, zonder dat ze daar een concrete situatie bij nodig hebben. Die kennis kunnen ze later bijvoorbeeld gebruiken bij sommen als 27+6. |
Om de stap te maken van het concrete tellen van blokjes of kastanjes naar het maken van sommetjes met getallen wordt in groep 3 onder andere het rekenrek gebruikt. Via het rekenrek onderzoeken kinderen de relaties tussen getallen. Zo kun je '12' bijvoorbeeld op het rekenrek voorstellen met 10 rode kralen en 2 witte, maar ook met 6 rode kralen op allebei de staven. Het rekenrek moet uiteindelijk voor de kinderen een denkmodel worden; als je aan een getal denkt, zie je het plaatje van het rekenrek in je hoofd. Zo kun je getallen in je hoofd concreet maken. Kinderen moeten leren om heel snel te bepalen hoeveel vingers of kralen ze zien. Het computerprogramma Flitsbeelden helpt daarbij. |
|